Opening expositie
---Naar aanleiding van de exposiie van Philomène de Later op 1 mei 1993 door Martin Stil
De meeste exposanten vertegenwoordigen wel een stroming, een -isme, zo u wilt. Maar zo'n -isme accentueert een beperking, de beperking van het hokje waarin de vertegenwoordiger zich plaatst.
Zo'n stroming acht zichzelf doorgaans vernieuwend en de vernieuwing òm de vernieuwing vernieuwt meestal slechts de vernieuwing van de uitvinding van het wiel. En dan kom je tot de onthutsende ontdekking hoevelen die zich geroepen voelen onze cultuur te verrijken, het wiel nooit eerder hebben aanschouwd.Ze hebben steeds maar tussen de spaken door gekeken.
Maar plotseling, als ze een keer vroeg naar bed zijn gegaan en ècht uitgeslapen wakker zijn geworden, hoor je ze in zichzelf praten en ze zeggen: "Verrèk! Die spaken zijn gevat binnen een ronde begrenzing! Dat kan niet anders zijn dan het wiel!" Ze staren er gefascineerd naar en stellen met genoegen vast dat ze een "-ist" zijn geworden, dat ze een "-isme" aan de vele bestaande -ismen hebben toegevoegd.
Ze bellen een makker die bij de krant werkt en die zit juist te springen om copy. En samen met de juist ontloken cultuurvernieuwer bedenkt hij een omschrijving van de openbaring die zijn makker ten deel is gevallen, en zij besluiten de Kunstgeschiedenis te verrijken met het oubollistisch airisme, een stroming die gezien de definitie veel lucht bevat,zo niet de gehele aardse dampkring. Ze vullen een pagina met wat de nieuwe -ist in een droefgeestig kraakpand tot de ware verlichting heeft geleid.
Wie heeft na het genie nog iets te berde te brengen? En dan komt er gewoon zo'n Philomène. Ze zegt niks. Ze werkt. Ze weet het allemaal niet zo zeker. Ze zoekt in de doolhof van de beeldtaal,in de oneindige schakeringen van kleur en licht en naar verborgenheden in duisternis. Waarom? Misschien vanuit een sociaal engagement, misschien vanuit religieuze gevoelens. Misschien omdat zij het kunstenaarschap beschouwt als een pelgrimstocht tussen tijd en eeuwigheid, in een gebied waarin de horizon altijd even ver verwijderd blijft. ln dit gebied zet Philomène haar ezel neer, waarop een doek, een vel papier. Daar werkt ze.
Je zou je kunnen voorstellen dat zij in haar handpalm een diamant koestert, waarvan de facetten elk deeltje van het omringende licht ontvangen. Het is de kunstenaar gegeven het licht dat op elk facetje anders is, door te geven. De diamant verbeeldt als het ware de veelzijdigheid van de waarnemingen die zij ons doorgeeft. Geen stroming die is ingebed in een hokje, geen -isme. Vaak bewijst de waarde van kunst zich pas later, en is er altijd nog ... DE LATER